Antonie Theodorus (Amp) Smit (1903 – 1976)

Amp Smit
Amp Smit volgde een opleiding aan de Kunstnijverheidsschool in Utrecht en het Instituut Piersma, de Lerarenopleiding voor Lagere en Middelbare Aktes voor Hand- en Decoratief Tekenen in Amsterdam. Hij vervolgde zijn opleiding op de Rijksacademie van beeldende kunsten (1920-1922) ook in Amsterdam, waar hij in contact kwam met de directeur, Antoon Derkinderen, die hem zeer zou inspireren.
Amp Smit:
Amp Smit voelde zich verder verwant met de Amsterdamse school, hetgeen tot uiting kwam in zijn grafisch werk. Hij ontwierp in 1929 glas-in-loodramen voor hotel Krasnapolsky en werkte hij als schilder in theater Tuschinski. Op aanraden van zijn vader zocht hij vast werk en dit vond hij op de ontwerpafdeling van de Goudse Plateelbakkerij Zuid-Holland, in 1939 verhuisde hij naar Amsterdam waar hij in 1948 een atelier huurde in de Van der Hoopstraat en begon hij met olieverf te schilderen. Hij trainde zichzelf om met zijn linkerhand te schilderen, omdat zijn rechterhand te zeer ging beven door de ziekte van Parkinson. Hierdoor ontstond een andere stijl, waarbij hij werd geïnspireerd door onder anderen Pablo Picasso, Marc Chagall en Fernand Léger. In 1956 won hij de eerste prijs voor de schilderkunst ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Unesco Centrum Nederland. Tot zijn dood in 1976 bleef Smit beroepskunstenaar.
Naast zijn overige werk maakte Amp ook emaille kunstwerken; hij begon hiermee na de oorlog in zijn slaapkamer. Prachtig van kleur; veelal gebruiksvoorwerpen, zoals bonbonschaaltjes, asbakjes, luciferhouders, manchetknopen, broches, oorbellen enz. Door veel experimenteren bekwaamde hij zich in deze kunst. Dit werk was een groot succes, maar moest om gezondheidsredenen worden gestaakt. Met name de dampen van de goudverf zouden gevaarlijk zijn, volgens zijn huisarts.